waardecreatie door nieuwe service concepten

Nederland staat voor een groot aantal maatschappelijke uitdagingen om te komen tot een duurzame leefomgeving. Er zijn veranderingen nodig in ons energiesysteem, ons verbruik van grondstoffen en materialen, de manier waarop we samenwerken enzovoort. Deze sociale, economische en ecologische veranderingen zullen de komende decennia plaats moeten vinden binnen onze leefomgeving. 

De sustainable development goals (SDG) die in 2015 door de Verenigde Naties zijn vastgelegd, zijn hierop gericht. Deze SDG’s zijn zeventien doelen om van de wereld een betere plek te maken in 2030.

In ons streven naar een duurzame leefomgeving is digitalisering onontbeerlijk, omdat de fysieke leefomgeving tegenwoordig onlosmakelijk verbonden is met de digitale wereld. De digitalisering van de samenleving gaat om veel meer dan alleen economische kansen en burgerrechten De Europese Unie noemt de transitie naar een duurzame samenleving en digitalisering een twin challenge.

 

 

Leefomgeving en digitale wereld als één samenhangend systeem

Om een goed beeld te krijgen tussen digitalisering en duurzaamheid van de leefomgeving moet de digitale wereld als één samenhanged systeem worden beschouwd.

In de bouw bijvoorbeeld, zouden digitale platformen die vraag en aanbod van gebruikte onderdelen, materialen en grondstoffen bij elkaar brengen, een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan ‘circulair bouwen’ en daarmee aan verduurzaming van de sector. Maar in de praktijk ontwikkelen diverse bedrijven in de bouwsector vooralsnog alleen digitale systemen om hun eigen werkproces te optimaliseren en hun concurrentiepositie te verbeteren. Het tot stand brengen van digitale samenwerking door de hele keten heen, om circulair bouwen te bevorderen, blijkt voor veel bedrijven, onder meer uit concurrentieoverwegingen, nog een brug te ver.

De dynamiek van de digitale lagen in onze samenleving is anders dan die in de fysieke lagen. De activiteiten van digitale partijen overschrijden vaak de bestaande grenzen tussen landen en/of sectoren. Ook ontwikkelen hun activiteiten zich in een veel hoger tempo. Het plannen, ontwerpen, realiseren en in gebruik nemen van een gebouw duurt jaren, terwijl een digitale mobiliteitsdienst binnen een maand kan veranderen of binnen een jaar niet meer relevant is omdat de dienst overbodig is geworden door de komst van een nieuwe digitale dienst.

Digitalisering en de transitie naar een circulaire bouweconomie

Digitalisering wordt gezien als een faciliterende voorwaarde (enabler) om te komen tot een circulaire economie.

Uiteraard zijn voor het circulair maken van de economie primair veranderingen nodig in materiaalgebruik, ontwerp, sloop, logistiek en nog veel meer. Digitalisering maakt het tot stand brengen van deze noodzakelijke veranderingen mogelijk. Het zorgt voor de vereiste informatievoorziening, het helpt vraag en aanbod van materialen op elkaar aan te sluiten, het vergemakkelijkt onderhoud en reparatie, het helpt productontwerp te verbeteren en het ondersteunt de samenwerking tussen ketenpartners.

Er zijn op dit moment in de fysieke omgeving nog weinig prikkels die de bouwsector ertoe aanzetten om digitale technologieën te ontwikkelen en te gebruiken ten behoeve van een circulaire economie. Het verlengen van de levensduur en het hergebruik van materialen is weliswaar publiek doel, maar het is in de huidige lineaire bouweconomie commercieel niet rendabel. Het is dus nog niet in het belang van bouwbedrijven om over te stappen naar circulair bouwen. En dat betekent dat het ontwikkelen of gebruiken van digitale technologieën die hieraan bijdragen nog niet interessant is. Ontwikkelaars, eigenaren en gebruikers van gebouwen stellen ook nog weinig eisen aan de circulariteit van een gebouw. En als ze wél wensen hebben op dat vlak, blijkt het lastig om deze te vertalen in eisen die aansluiten op de technieken in de bouw. Er is bovendien nog weinig vraag naar en aanbod van secundaire materialen, omdat er nog weinig gebouwen demontabel worden gebouwd en de logistiek en organisatie voor het verwerken van secundaire materialen onder de huidige omstandigheden verre van eenvoudig is. Voor het opschalen van digitale plat- formen vormt dit ontbreken van vraag en aanbod een belangrijke belemmering, omdat zij juist een marktplaats willen zijn die vraag en aanbod bij elkaar brengt.

Sturen op toegankelijke data

Alleen het vastleggen van data over bouwmaterialen is niet voldoende. De data zullen toegankelijk moeten zijn voor derden, zodat deze daar waarde mee kunnen creëren die het ontstaan van een circulaire bouweconomie ten goede komt. Dataplatformen vormen hierbij een cruciale schakel; ze verbinden vragers en aanbieders van data. Het is belangrijk dat de toegankelijkheid van dit soort platformen voor alle partijen in de bouwsector gelijk is. Dat betekent niet dat alle data over materiaalstromen vrij toegankelijk hoeven te zijn voor iedereen, maar wel dat er transparante afspraken (standaarden) moeten komen over wie wanneer toegang heeft tot welke data. Dat kan onder andere door een open proces te organiseren tussen ketenpartijen, gebouweigenaren en overheid.

Toegankelijke data begint bij connectiviteit

De basisvoorwaarde om data te kunnen verzamelen is verbondenheid. Pas op het moment dat een systeem connected is zal deze in staat zijn te kunnen communiceren en is het mogelijk toegankelijke data vast te leggen. Om dit te bereiken zal de IT infrastructuur van het gebouw een steeds belangrijkere rol gaan krijgen. De infrastructuur zal niet alleen maar de basis zijn van alle ICT gerelateerde oplossingen maar ook zorgen voor de connectiviteit van alle gebouwgebonden systemen van de operationele techniek (OT), we noemen dit IP convergence. De IT infrastructuur zorgt hierbij voor de connectiviteit, de stroomvoorziening en de toegangkelijke data en zorgt daarnaast voor dat het gebouw functie dynamisch zal blijven in de gebruiksfase. Het veranderen van de ruimte zal zo eenvoudig zijn als het ompatchen van een aansluiting. Met deze aanpak verbreken we de traditionele versiloing in gebouwen en zorgen we voor integrale verbondenheid, connectiviteit en toegangkelijke data.

De uitdaging bij deze benadering is dat de manier hoe we gebouwen ontwikkelen zal moeten gaan veranderen. Het gaat niet alleen de Werktuigbouwkundige (W) installatie of de Elektriciteits (E) installatie maar juist een combinatie van zowel W, E als de ICT installatie. Aangezien ICT kennis bij partijen vaak ontbreekt en de prikkel afwezig is, ICT als integraal onderdeel mee te nemen, zien we vaak dat we doen wat we altijd hebben gedaan wat resulteert in iets wat we altijd al hebben gekregen. De verandering begint in de initiatie fase en tijdens de aanbesteding, hierin moet veel meer de focus worden gelegd op de ontwikkeling van een connected gebouw welke in staat is toegankelijke data vast te leggen. Dit is de basis om de transitie naar een duurzamere leefomgeving mogelijk te maken.

De prikkel ontbreekt

Een duurzame leefomgeving vraagt om een radicaal andere benadering waarbij het niet gaat over hoe het gebouw theoretisch zou moeten functioneren in de gebruiksfase, waarbij we een gebouw na realisatie opleveren en we een lineair (eenmalig) verdienmodel hanteren. Het gaat erom dat we ervoor zorgen dat we de vooraf gemaakte afspraken borgen, hoe het gebouw presteert en we leren van de samenhang tussen gebruik en verbruik van het gebouw. Deze kennis kunnen we vervolgens omzetten naar de ontwikkeling van betere gebouwen.

Een cruciaal aspect binnen deze transformatie is de sociale innovatie en dan met name de manier hoe we met elkaar samenwerken. Samenwerken vanuit een gezamelijke ambitie om betere gebouwen te maken. Dit heeft impact op de hele keten. Een mooi voorbeeld is het Programma van Eisen (PvE) wat door opdrachtgever wordt opgesteld en waaraan opdrachtnemer dient te voldoen. Een duurzame leefomgeving maak je samen en is niet iets wat je als eis bij de opdrachtnemer neer kan leggen. Een betere term voor een dergelijke ambitie zou zijn een Programma van Objectives (PvO), het gaat immers om de doelstellingen en ambitie die je samen als samenwerkingspartners hierin hebt.

“Alleen ga je sneller maar samen kom je verder”

We moeten af van de lineaire verdienmodellen waarbij we enkel kijken naar het op te leveren product wat minimaal voldoet aan de gestelde eisen en waarmee een zo groot mogelijke winst gemaakt kan worden door de leverancier. De prikkel zou moeten zijn om gebouwen te ontwikkelen welke optimaal presteren, een gebouw waarin slimme, innovatieve technieken zijn geïntegreerd die de werk- en leefomgeving verbeteren, gericht op gezondheid en welzijn van de gebruiker. Dit is pas echt een “smart building”.

Het verdienmodel

Verdienmodellen die passen bij deze ontwikkelingen zijn:

Prestatiecontract
Een contract waarin partijen afspraken maken over een te leveren prestatie, ongeacht hoe de leverancier van de prestatie dit feitelijk gaat organiseren. Een prestatie moet dan gezien worden als een te bereiken resultaat.
TCO (Total Cost of Ownership)
Life cycle cost analysis of levensduurcyclus.
Niet alleen de aanschafkosten maar de gehele economische levensduur wordt berekend.
Product as a Service
Producten worden tot diensten getransformeerd. Hierbij betaalt de klant voor het gewenste resultaat in plaats het bezit van een product. In plaats het verkopen van producten, bieden producenten toegang tot producten.

Binnen de circulaire economie worden deze verdienmodellen allemaal gekenmerkt als duurzame verdienmodellen. De leverancier heeft er immers alle belang bij een product te maken dat zo lang mogelijk meegaat, zo makkelijk mogelijk te repareren is en zo weinig mogelijk kost in gebruik. Het gaat niet langer om de overdracht van eigenaarschap van goederen van de ene naar de andere partij, maar om het aanbieden en zo goed en lang mogelijk kunnen benutten van hun functionaliteiten en de restwaarde te maximaliseren.

Product as a Service

Product as a Service of PaaS is, wanneer deze op de juiste manier wordt ingezet, de meest optimale vorm van circulaire verdienmodellen. Bij PaaS wordt wordt immers een fysiek product gecombineerd met een service-component, waarbij de producent eigenaar blijft van het product. De producten worden na een verhuurperiode gerecycled of refurbished en opnieuw in de markt gezet. Producent heeft er belang bij alleen maar de beste componenten te gebruiken met een zo lang mogelijke levensduur welke zo min mogelijk grondstoffen gebruikt. Bedrijven die succesvol zijn met dit businessmodel, voegen vaak extra waarde toe aan hun product met additionele diensten waarbij gebruiksgemak en beschikbaarheid de belangrijkste voorwaarden zijn.

Mogelijke voorbeelden van PaaS binnen gebouwen zijn:

  • Het leveren van licht in plaats van een armaturen;
  • Het leveren van comfort in plaats van een radiator;
  • Het leveren van connectiviteit in plaats van een IT infrastructuur;
  • Het leveren van veiligheid in plaats van een toegangscontrole systeem.

Avelution

Bij Avelution geloven wij in een wereld waarin gebouwen volledig zijn afgestemd op het gebruik. De klant betaalt alleen voor datgene wat hij gebruikt. Wij helpen bij de ontwikkeling van slimme en toekomstbestendige infrastructuren en connected gebouwen en werken daarnaast integraal samen met onze partners in het ontwikkelen van duurzame-, gezondere- en slimmere gebouwen waarbij de gebruikerservaring, toegang tot en het gebruik van data centraal staat.